Voor zover nodig, kunnen jullie jezelf introduceren?
Michiel: Mijn naam is Michiel Snijders, 49 jaar en nog zeker een half jaar geen 50…, woonachtig in Den Haag, waar ik ook mijn rugby carrière ben begonnen. Daarnaast gestudeerd in Leiden en tegenwoordig werkzaam in het leerwezen en rugby.
Op mijn 6e ben ik bij de minimini’s van HRC begonnen en via alle jeugdteams opgeklommen naar een debuut voor HRC 1 op mijn 16e. In die tijd speelde ik ook voor Klein en later Jong Oranje. In 1988 overgestapt naar de senioren van HRC en als center een seizoen gespeeld in HRC, terwijl ik tot aan Jong Oranje als flanker had gespeeld. De overstap naar de center en flyhalf beviel zo goed dat ik in Nederland B op die positie mocht opdraven waarna ik de overstap heb gemaakt naar de DSR-C als flyhalf, om in die jaren top van Nederland te spelen. Een 2e plek in de Ereklasse was een unieke prestatie. In deze tijd mocht ik ook mijn eerste interlands spelen voor Nederland. Hierna ben ik teruggegaan naar HRC, ditmaal wel als flyhalf om vervolgens ook nog mooie avonturen te beleven bij Bath RFC, waar ik een jaar gewoond en gespeeld heb, en Port Adelaide, Australië waar ik ook nog een seizoen heb gevuld. Bij terugkomst heb ik mijn laatste actieve rugbyjaar gespeeld voor DIOK, waarmee ik voor het eerst landskampioen werd.
In het jaar dat ik met DIOK kampioen werd ben ik ook voor het eerst coach geworden van een seniorteam en wel het LSRG, waar ik 5 prachtige jaren heb beleefd en het studenten(rugby)leven eigenlijk pas goed heb leren kennen. Hierna werd ik gevraagd om coach van RC the Bassets te worden, met wie we toen onder andere de bekerfinale hebben gehaald. Ook een prachtige club vol mensen met rugbypassie. In 2005 benaderde HRC mij om daar hoofdcoach te worden wat ik tot 2007 ben gebleven. HRC is “mijn thuisclub’’ ,net als van Barro en toch zijn we er allebei niet op een leuke manier weggegaan. Juist dat afscheid heeft bij zowel Barro als mijzelf de basis gelegd voor onze verdere coachings-carrière. Ik ging terug naar de Bassets voor nog 3 jaar, voordat in 2011 de DSR-C mij vroeg hun coach te worden, iets dat ik tot aan dit seizoen heb volgehouden, de laatste 4 seizoenen samen met Barro. In die periode hebben we grote stappen gemaakt, natuurlijk de promotie naar de Ereklasse maar vooral in het (soort) rugby dat we zijn gaan spelen. Daarnaast zijn wij sinds vorig jaar ook bondscoaches van het Nederlands Studenten Team.
Barro: Ik ben in Nederland geboren maar ben op jonge leeftijd naar Zuid-Afrika verhuisd. Daar heb ik 15 jaar door gebracht waarna ik ben terug verhuist naar Den Haag. HRC werd mijn club. In de jeugd van HRC werden wij meerdere malen kampioen op junioren en colts niveau. Ik werd uitgeroepen als jeugdspeler van het jaar van Nederland en ook voor de club in 1997. Met Jong Oranje heb we in 2 finales gestaan. Op mijn 18e heb ik een seizoen in Nieuw-Zeeland gespeeld om ervaring op te doen. Toen ik terug kwam heb ik 5 jaar onafgebroken in HRC1 gespeeld. Ik heb in die tijd misschien honderd wedstrijden voor het HRC1 gespeeld met 2 landskampioenschappen en meerdere bekers die wij toen wonnen (in eigen land maar ook de BeNeCup), daarnaast heb ik ook voor Nederland gespeeld en heb daar zo’n 20 caps verdiend. Toen ben ik naar Ierland verhuisdf. Daar heb ik ongeveer 5 seizoenen gespeeld voor twee verschillende clubs, Banbridge en Ards Rugby. Toen speelden deze clubs op landelijk niveau. Ik heb gedurende deze tijd zo’n 80 wedstrijden gespeeld. Met de economische crisis van 2008 ben ik terug verhuisd naar Nederland. Door blessures en tijdsgebrek ben ik wat meer gaan coachen. Ik begon met junioren en colts teams vervolgens het 2e team en ook als assistent-coach van het 1e en ook tijdelijk hoofdcoach.
En nu hebben jullie de stap gezet naar de RSRC, waarom zijn jullie naar deze club gekomen?
Michiel: De stap naar RSRC noem ik in andere interviews een organische overstap. Er waren een aantal clubs “geïnteresseerd” in ons als coaching duo, zoals je dat tegenwoordig noemt. Daar zaten ook een aantal Ereklasse clubs bij en dus zijn Barro en ik met elkaar gaan zitten om te besluiten waar we heen wilden. Of beter, wat we nou eigenlijk wilden als coaches, van onszelf en van de club die we gingen coachen. Onze conclusie was dat we alleen willen werken met een gezonde club, gebaseerd op Nederlandse spelers, met een ambitie en commitment dat gepaard gaat met een duidelijke visie waar die club heen wil. Een mooie volzin, die er voor zorgde dat er een paar clubs direct afvielen, en die er ook voor zorgde dat wij opeens heel anders naar aanbiedingen gingen kijken. Door ons bondscoachschap bij het NST kenden wij natuurlijk al een paar RSRC jongens, en ik herinner mij 1 wedstrijd van RSRC tegen LSRG waar ik vorig seizoen ben komen kijken. Toen is het bij mij denk ik toch al gaan kriebelen.
De club die het meest voldeed aan al die belachelijke vragen die we onszelf in die volzin stelden, bleek RSRC te zijn. Ambitieus, niet denkend op de korte termijn en zich lukraak versterken, een gezonde basis Nederlandse spelers met ambitie. Daarnaast bleek de club een gezonde kijk te hebben op waar de club heen moet en op welke manier. Niet alleen het eerste team, maar ook het 2e en 3e. Voor mij en Barro de uitdaging om die goeie eigenschappen van jullie te combineren met wat wij hopelijk goed doen, en dat is structuur aanbrengen, zorgen voor organisatie en vooral een enorm plezier in het rugby overdragen.
Mijn vader is coach geweest van DSR-C, HRC, KMD en RSRC en natuurlijk DIOK. Het was voor mij geen doorslaggevende factor maar ik ben wel trots dat ik toch een beetje zijn pad volg. Zoals jullie misschien weten is hij onlangs overleden, ik had hem nog graag verteld dat ik bij RSRC aan de slag ga, hij was beretrots geweest en had het een goeie keus gevonden.
Barro: Ik hou van een uitdaging en Michiel ook. Wat dat betreft zijn wij twee handen op één buik wat rugby betreft. Wetende wat RSRC in huis had qua talent en de hartstochtelijke bewondering om beter te worden sprak mij aan van het begin. Een drie jaren plan met als uitkomst Ereklasse rugby spreekt mij heel erg aan. Ik wil graag met Michiel werken aan sterkere legacy van de club. Zo wel topsport maar ook in de breedte.
Wat verwachten jullie te bereiken met de RSRC en op welke manier?
Michiel: Wij zijn Hagenezen, en ik ook nog een Hagenees die in Leiden gestudeerd heeft dus we zijn erg uitgesproken. Ook in onze ambitie. Wij willen volgend jaar kampioen worden en promoveren met RSRC. Misschien een vreemde ambitie als je dit seizoen plate speelt, maar wij denken die potentie te zien. Sterker, het jaar erna willen we niet blijven hangen in de onderste 6 van de 1e klasse maar gewoon bovenin mee gaan doen. Flinke uitspraken maar voor ons is prestatie niet het doel maar het gevolg van een goeie visie, commitment en ambitie van trainers en spelers. Door de structuur die wij denken te kunnen aanbrengen en neerleggen denken we een omgeving te creëren waar spelers met veel plezier kunnen rugbyen en dat zullen vertalen in prestatie. Ik denk na 25 jaar coaching dat te kunnen inschatten in een groep en club. Dat is ook de enige reden dat wij van de Ereklasse naar de 2e klasse komen, om jullie als club op te pikken en mee omhoog te trekken in onze drive en enthousiasme, en daar hoort zeker ook een winnaarsmentaliteit bij. Maar nogmaals, dat is niet iets dat je “maakt”, winnen is een resultaat van alles dat daarvoor komt. De grote toverpot van Asterix en Obelix waar van alles ingaat voordat er toverdrank uitkomt. Die ingredienten gaan we samen leveren.
Barro: Ik ga de komende seizoenen veel verwachten van de spelers maar dat doen wij samen op vele gebieden. Dat kost tijd en geduld. De focus vooral in het begin zal vooral liggen op basisvaardigheden en fitness. Wat mij betreft de twee meest belangrijke componenten van het spel. De gameplan zal een lopend document zijn, die dicht aansluit op alles wat wij gaan doen. Ja, wat wij willen bereiken is een lastige vraag, ik weet namelijk wat ik wil bereiken. Het zal aan de spelersgroep liggen wat zij willen bereiken. Aanwezigheid op training zal eis nummer één worden maar wat dat betreft weet ik dat wij goed zitten.
Daarnaast zijn jullie ook hoofdcoaches van het Nederlands Studenten Team, kun jullie daar iets over vertellen?
Michiel: De heroprichting van het Nederlands Studenten Team was een initiatief van mij en Barro samen met Toon Boersma en Eduard. Eigenlijk was de gedachte hierachter dat ik mijn beste spelers van Delft wel eens wilde zien in een nog beter team, maar niet met ingevlogen Kiwi’s maar met andere Nederlandse top studenten. Daarmee willen we onszelf testen tegen goeie teams, de spelers een platform geven om zich in de kijker te spelen bij Rugby Nederland en topclubs, omdat het traject dat Rugby Nederland daarvoor kiest deze jongens eigenlijk bij voorbaat uitsluit. Dit is vorig jaar een geweldig succes geworden en we hopen daar dit seizoen op door te bouwen.
Barro: Het Nederlands Studenten Team is een belangrijk project voor ons. Wij vinden dat studentenrugby een podium moet krijgen in de Nederlandse rugby gemeenschap. Als je in de rugby geschiedenis boeken kijkt was de Zwarte Uil destijds een prominent rugbyteam. Dat moet weer gebeuren. Wij als management team zijn hard aan het werk om meer exposure te creëren voor het NST en ik verwacht mooie dingen.
Hebben jullie hier een andere manier van coachen of hebben jullie juist overal een redelijk universele aanpak?
Michiel: Barro en ik zijn misschien een beetje het Ajax van het rugby. We geloven heilig in een bepaalde rugbyfilosofie. Daar veranderen we niet veel aan. Hij is echter wel duidelijk anders dan veel andere clubs op dit niveau. Wij willen te allen tijde open en avontuurlijk spelen, tegen de nummer 1 en tegen de nummer laatste. Wij zien onze eigen 22m als een prima aanvalsplatform en proberen de spelers te overtuigen dat rugby met de bal in de hand het effectiefst en leukst is om te spelen. Toen ik Barro naar Delft haalde hebben we dat gecombineerd met een bevlogen en goed georganiseerde defense waar we ook geen cadeaus geven. We passen ons dus niet aan aan het team en het materiaal, wij nemen het materiaal mee in onze visie en stijl en halen daarbinnen met maximale daaruit. Dat is niet beter of slechter dan andere visies of coaches maar het is wel ons ding. We willen voorop lopen, vernieuwen, slimmer zijn en tactisch vooruit kijken. Dat doe je niet door een gameplan te kopiëren maar door er zelf 1 te ontwikkelen en dingen te durven.
Barro: Onze coaching aanpak zal niet veel verschillen met wat wij doordeweeks doen. Studenten willen rugbyen en dat begrijpen wij heel goed, dus het is aan ons als coaches om die spelers uit te dagen. Ik kan je verklappen dat het nooit saai wordt.
En persoonlijk, wat zijn jullie grootste verschillen? En rugby technisch gezien?
Michiel: Persoonlijk zijn Barro en ik erg verschillend, zowel politiek (wat hilarische FB gesprekken oplevert, mis ze niet!) als in onze benadering in het leven. Barro is de wereldbewuste man met verantwoordelijke groene vingers, ik heb liever dat mijn vingers groen zijn van de bierviltjes in mijn stamkroeg op vrijdag. Barro ziet het goede en foute in alles en moet daar iets mee en ik laveer wat meer middenin het leven zonder dat altijd uit te spreken. Natuurlijk speelt ook de leeftijd daar een rol in. Het mooie van 2 van die karakters samenbrengen is dat het OF elkaar aanvult OF enorm botst. Bij ons was snel duidelijk dat het het eerste werd. Ook rugby technisch is dat verschil er, Barro is de man die voor de duidelijkheid kiest. In Defense, en in attack. Hard, committed, gepassioneerd, 80 minuten lang. Ik ben degene die daarom zorgt dat we de bal hebben en houden en er iets snuggers mee doen. Dat gameplan vult elkaar enorm goed aan en leidt tot mooie dingen, dat hebben we denk ik al bewezen.
Barro: De samenwerking met Michiel was geboren uit de liefde voor het spelletje. Technisch gezien zitten wij op een lijn, het is een kwestie van hoe je elkaar aanvult. Als het over de backs gaat, de rucks van de voorwaartse of de boxkick van de scrumhalf daar is altijd ‘’room for improvement’’. Misschien als je ons beter wilt definiëren ben ik ben ‘bad cop’ en Michiel de ‘good cop’. Ze zullen het snel genoeg merken.
Michiel ik heb begrepen dat jij vroeger samen met Meindert gespeeld hebt?
Jazeker heb ik dat. Meindert was “mijn 9 “ toen ik op de 10 speelde bij DSR-C, of misschien was ik wel “zijn 10”. Wij hebben samen een prachtige periode meegemaakt , iets dat altijd een band heeft gegeven. Ook het soort rugby dat we toen speelden is de basis van de filosofie die ik nog steeds hanteer en ik weet dat Meindert zich daarin kan vinden. Meindert is ook lekker vocaal en vindt dat spelers zich moeten durven uiten. In woord, maar juist ook op het veld. Om met de woorden van mijn vader uit die tijd te spreken: ‘’We hebben niks aan grijze muizen.’’
Een scrumhalf en een flyhalf kunnen niet zonder elkaar. Ik kickte in die seizoenen met Meindert in de Ereklasse opvallend veel dropgoals in wedstrijden. Dat herinneren mensen zich nog. Alleen had ik die dropgoals nooit kunnen maken zonder een scrumhalf die wist op welke voet en in welke pocket ik die ballen wilde hebben. We maakten elkaar dus beter. Trust me, ik heb ook met andere scrumhalfs gespeeld die er persoonlijk voor zorgden dat ik die dropgoals niet kickte….en Meindert zal met flyhalfs gespeeld hebben die ondanks een perfecte pass alsnog de bal drie hoog de Kuip uitschopte ….Halfbacks, die vallen elkaar niet af. Onze sponsor was toen Robijntje, knuffelzacht. Nuff Said.
Zie je eventuele een samenwerking?
Michiel: Als Meindert binnen RSRC nog iets zou willen betekenen dit seizoen zou ik dat geweldig vinden. Hij is op de achtergrond hard aan het werk geweest om te zorgen dat wij hier nu als coaches staan, dat geeft aan dat ook hij dat wel ziet zitten lijkt me.
Ja over jullie tijd bij DSR-C, wat is jullie het meeste bijgebleven?
Michiel: Onze tijd bij DSR-C. Winnen van HRC1, winnen van DIOK en Castricum. Meedoen met de grote jongens als groep studenten en met het soort rugby dat wij toen speelde. Technisch, snel, bikkelhard en met 2 snuggere halfbacks 😉
Barro: De kameraadschap van de DRS-C als club was leidend in de vijf jaar dat ik daar training mocht geven. Het zorgde voor teamgeest naast het veld en de nodige strijdlust op het veld. Drie jaar Ereklasse samengaand met de 100 jaar-viering is een legacy wat die jongens nooit zullen vergeten.
Want wat is er zo mooi aan studentenrugby?
Michiel: Studenten en militairen kunnen elkaar vaak goed vinden. Zie ook in jullie staf afgelopen jaren. Studenten zeuren niet, die gaan, altijd, en zonder vragen. Die vragen komen wel, maar op het juiste moment. Bij burgers is dat anders, die vinden vaker iets op momenten dat dat niet moet. Ook zijn burgerclubs gecompliceerder dan studentenclubs wat vaak ten koste gaat van de prestaties op het veld. Met studenten kan je groeien, ze zijn jong en vaak uitgesproken, ze hebben nog een gezonde dosis schijt aan alles en hebben de bevlogenheid die je bij burgerclubs minder vindt. Ik herinner me het eerste seizoen van Barro bij Delft, die was als een kind in een snoepwinkel na zijn tijd bij HRC. Veertig man die allemaal ‘’ja’’ zeiden tegen hem en met hem mee wilden de strijd in.
Barro: Ik hou van studenten rugby. Het is een kwestie van luisteren, uitvoeren, ontwikkelen en groeien. Het zit in het DNA van een rugbystudent om zich altijd te willen ontwikkelen en verbeteren. Dat is nou precies wat wij willen. Wij bieden een pakket aan dat bestaat uit: aanvallend rugby, een innovatief spel, veel tackles, veel rucks en wat minder scrums. Ik kan je garanderen dat wij niet stil gaan staan. Het DNA van ons gameplan is helemaal gemaakt voor studenten.
En Barro, ik begreep dat jij wat korter geleden betrokken bent geraakt bij studentenrugby dan Michiel, hoe heb jij deze overstap ervaren? Vond je het überhaupt een groot verschil?
Waar het rommelig oogt bij de studenten is er meer saamhorigheid en discipline bij studenten dan bij de burgers. Er heerst een natuurlijk kameraadschap in studenten rugby dat is geboren uit verantwoordelijkheden nemen vanaf het eerste jaar dat je op een club zit en dat vind ik mooi. Zo is dat met het spel dat je speelt op het veld maar ook buiten het veld, zoals een bestuursfunctie. Iedereen heeft een functie op de club en iedereen moet zijn verantwoordelijkheden nemen, zoals het ‘’bel rondje’’ wat wij hadden bij DSR-C. Iedere club in Nederland zou zo moeten functioneren.
Ook niet onbelangrijk voor studenten, wat is jullie beste herinnering die je niet meer weet?
Michiel: Dat moet je haar vragen….
Barro: De winnende try scoren voor HRC tegen Boisfort in de 2002 Eurocup finale in de laatste seconde van de wedstrijd.
Mooiste Trip? En waarom?
Michiel: Canada 1987 en 1991 met de HRC colts. We zijn toen bijna een maand lang door Ontario getrokken met 3 busjes met HRC colts. Om de paar dagen een nieuwe club, een nieuw gastgezin en nieuwe herinneringen. We speelden louter tegen seniorteams, wonnen bijna alles en haalden de finale van een groot Nationaal Sevens toernooi. In die maand werden mijn rugbyvrienden mijn rugbyfamilie. We kwamen terug in Nederland en niemand kon ons meer wat maken. Dat zijn alleen al op basis van die tour jongens die me om half 3 ‘s nachts kunnen bellen als ze iets nodig hebben. Sommige doen dat ook nog… meestal gewoon na teveel bier. 😊
Barro: Mooiste trip die ik gemaakt heb was een trip naar Zuid Afrika met de colts in 1997. Een drie weken durende tour met 6 wedstrijden. 3 gewonnen en 3 verloren. Het mooie aan dat team was dat een paar jaar later, 80% in het eerste van HRC stond. Wij hebben toen veel prijzen binnengehaald. Wij waren een hele goede lichting. Ik ben ook eens met Nederland op tour geweest in Noord Ireland. Het jaar erna ging ik terug en verbleef ik er 6 jaar.
Wat is persoonlijk jullie hoogst gespeelde rugbywedstrijd qua niveau?
Michiel: Nederlands Team en Ereklasse
Barro: Mijn debuut voor het Nederlands team was tegen Scotland A op Murrayfield 1999. Ik was toen nog maar 18 jaar. Wij verloren toen dik en ik scoorde een try maar die werd onterecht afgekeurd, vraag maar aan Arno Seybel.
Is dat ook gelijk jullie mooiste rugbymoment? Zo nee, welke dan wel?
Michiel: Mijn mooiste rugbymoment is mijn debuut voor Nederland tegen Australië in Den Bosch. Ik mocht een kwartier invallen, heb drie ballen gepassed en kwam onder de schrammen en bloed van t veld omdat ik verkeerd lag in de eerste ruck. We speelden tegen onder andere John Eales, die een paar jaar later als captain van Australië de Wereldbeker zou opeisen.
Barro: Mooiste rugbymoment voor mij moet wel zijn de ‘’man of the match’’ te krijgen in een wedstrijd tegen Zweden in Zweden. Ik had de avond van mijn leven. Het mooiste moment internationaal gezien moet wel de prestaties zijn van Japan in het vorige WK.
Ik hou van underdogs.
Tot slot ook niet geheel onbelangrijk, ‘’How many seconds’’?
Barro: Haha de studenten zullen er snel achter komen wat een karaktertraining is….. ‘’counting seconds’’ zal irrelevant worden.
Michiel: Dat antwoord is ook simpel.
0.
Ik drink namelijk met maten. En dat zijn jullie niet. Wij zijn jullie coaches en zullen ons ver houden van 3e helft ‘’shenanigans’’. Onze taak ligt in de helften ervoor, voor gezelligheid vinden jullie zelf genoeg manieren. Dat klinkt misschien opeens hard, maar die afstand houden we. We staan na een winstpot zeker niet aan de Spa rood met jullie, doen zeker een pilsje mee, maar het echte vieren doen we bij thuiskomst met onze vrienden. Rugby en gezelligheid hoort onlosmakelijk bij elkaar, sterker, het kan niet zonder elkaar. Maar ‘’How many seconds?’’ is een vraag die jullie mij nooit zullen stellen 😊 . Wij staan hopelijk in de groep door onze persoonlijkheid en betrokkenheid, niet door de snelheid waarmee ik een biertje wegtik.
Dat gezegd hebbende kan ik er van gepaste afstand enorm van genieten, en enthousiasmeer ik graag mijn vrienden en vriendinnen om een derde helft bij de club mee te pakken. We gaan vanaf dit seizoen die studentengezelligheid plakken aan de juiste mentaliteit op en om het veld en die combinatie gaat zorgen dat de RSRC mooie tijden tegemoet gaat, daar zijn wij van overtuigd!